Een van de vijftig fabels uit mijn nieuwe boek:

De dassenburcht

Het viel het konijnengezin niet mee om een hol te graven. Het bos was dicht begroeid en overal waar ze grond weg krabden, stuitten ze op harde boomwortels.

‘Misschien een eindje verderop,’ stelde vader voor.

Helaas loste dit het probleem niet op. Misschien was het bos toch niet zo geschikt als woonomgeving. Maar vijf eindjes verderop vonden ze onverwacht een royale gang die diep de grond in leek te lopen.

‘Dit is geen konijnenwerk,’ constateerde het gezinshoofd. ‘Ik ga even naar binnen om te zien of we hier iets kunnen huren.’

Toen hij een kwartiertje later weer buiten kwam, grijnsde hij van oor tot oor.

‘We zijn welkom,’ glunderde hij. ‘Deze gang hoort bij een wijd vertakte dassenburcht. De eigenaar gebruikt dit deel niet meer en voor een winterwortel per week mogen wij hier wonen.’

‘Eten dassen konijnen?’ vroeg moeder bezorgd.

‘Nee,’ verzekerde vader. ‘Een muis gaat er misschien wel in, maar verder beperkt hij zich tot wormen, kevers, eikels en paddenstoelen. Het leek me een keurig dier. Nette streepjeskop, ik heb er alle vertrouwen in.’

 

Op een ochtend stond er een wolf voor de ingang van het konijnenverblijf. Luidkeels maakte hij kenbaar dat hij de hoofdbewoner wilde spreken. Schoorpotend liep vader konijn naar de entree.

‘Ik kom de huur innen,’ kefte de wolf. ‘Twee wortelen.’

‘Wacht even,’ zei vader konijn behoedzaam. ‘De das is onze huisbaas en met hem hebben we de helft afgesproken.’

‘De das is dood,’ zei de wolf. ‘Ik heb hem opgegeten, omdat ik gisteren geen schaap kon vinden. De burcht is nu van mij. En één wortel per week was natuurlijk belachelijk weinig.’

‘Ik ga het regelen,’ zei het konijn. ‘Vanavond liggen er twee wortelen bij de ingang.’

 

De week erop kwam de wolf met nieuwe eisen.

‘Er trekken vanmiddag nog drie families bij je in,’ zei hij. ‘Ruimte zat hier.’

Vader konijn knikte benepen. ‘Even rekenen,’ zei hij. ‘Twee wortelen voor vier families, dan wordt de nieuwe huurprijs een halve wortel per week?’

‘Oplichter!’ riep de wolf. ‘Het gaat er niet om wat de huur jou kost, maar wat het mij oplevert. Voortaan leg je elke week vier wortelen voor me klaar.’

Het leek het konijn niet raadzaam om de wolf tegen te spreken. Hij ging akkoord met de nieuwe overeenkomst, maar had nog een verzoek.

‘Het lekt in een van de slaapkamers,’ zei hij beleefd. ‘Kunt u iemand sturen om dat te verhelpen?’

‘Dat doe je zelf maar,’ zei de wolf bars. ‘Ik ben er niet om jouw problemen op te lossen. Verder nog iets?’

‘Nog één vraagje,’ zei het konijn hoopvol. ‘Die wortelen …. bent u misschien vegetariër geworden?

‘Vegetariër?’ schamperde de wolf. ‘Nee, die wortelen gebruik ik om schapen te lokken. Zodra er een toehapt, doe ik dat ook.’

 

De huisjesmelker is een plaag,

de woningmarkt zijn jachtterrein.

De huurder worstelt met de vraag:

ben ik het schaap of het konijn?